Het woonhuis is opgetrokken in twee bouwlagen met kap en is onderkelderd. De voorgevel is uitgevoerd met donkerbruin-rode baksteen in kruisverband. De onderste zone van de gevel is afgewerkt met cementpleister, deels als vlakke plint, deels als een blokkenpatroon (dat zou kunnen verwijzen naar de Italiaanse renaissance).
Speklagen ter hoogte van de lekdorpel en de bovendorpel zijn ook in cement uitgevoerd. Tussen de ontlastingsbogen en de onderdorpel van het er boven gelegen venster is een veld in cement gemaakt, dat een gebouchardeerd (gehamerd) uiterlijk heeft.
De voorgevel kent drie assen met gevelopeningen. In de linker as bevindt zich de entree. Via een in hardsteen uitgevoerde stoep met zes treden wordt de onder een betonnen luifel teruggelegde entree bereikt. De trap wordt geflankeerd door gemetselde en met cementpleister afgewerkte muurtjes, waar op een gebogen buisprofiel als leuning is geplaatst. De voordeur is uitgevoerd met staande houten delen.
Boven de luifel bevindt zich een segmentboog-vensteropening met een ongedeeld raam. De ontlastingsboog boven de vensteropening is versierd met een opgelegd blokje met diamant-kopmotief als sluitsteen en een ornament met bladmotief er boven in het veld.
Op de verdieping bevindt zich een segmentboog-vensteropening met een ongedeeld onder- en bovenraam. Het gevelvlak wordt beëindigd met een fries bestaande uit een bloklijst, daarboven een kwartronde lijst in gebakken profielsteen en vervolgens de gelijste houten bakgoot. Het midden van de voorgevel is herkenbaar door een hoger opgebouwde trapgevel. In de top zit een nis met een rondboog en een teruggelegen vierkant venster.
