Deze hoge woning is gebouwd op een rechthoekig grondplan onder een grote kap. De gevels zijn van donker roodbruine baksteen. De plint is gemetseld in gemêleerd bruingele en donker bruinrode baksteen beiden in kettingverband. Het zadeldak heeft dakvlakken gedekt met grijze holle pannen. De aansluitende kantpannen en het timmerwerk zijn afgezet met een fijnzinnige vertanding van siermetselwerk.
Kenmerkend is de asymmetrische gevel met links een portaal met voordeur achter een gemetselde parabolische boog. Het portaal is voorzien van rode plavuisjes met een zwarte kantstrook. Accenten in het ontwerp van de deuren, portieken en doorgangen zijn kenmerkend voor de stijl van de Amsterdamse School.
Aan de rechterkant zitten twee omlopende hoek-ramen waarvan de ramen op de begane grond zijn voorzien van bovenlichten met glas-in-lood. Deze ramen zorgen ervoor dat er uitzicht is in meer kijkrichtingen. Dit type raam zou tot laat in de 20ste eeuw invloed uitoefenen op de architectuur van woonhuizen.
De voorgevel heeft een abstract gedecoreerde top bestaande uit: een houten gepotdekselde beschieting in trapeziumvorm, een licht naar buiten geknikt venster of erker en een kruisvormige stenen hanger. De uitkragende dakspits heeft een in het oog springende daklijst met een houten meerdelige console.
Architect Wilhelmus Cornelis Johannes Tap (1890-1958) is ook de architect van de gesloopte autogarage Bak-Nefkens aan de Geleenstraat uit 1936. Hij hield toen kantoor in de Ruys de Beerenbroucklaan nummer 6 (bovenlicht van glas-in-lood met passer) en werkte mee aan de bouw van de Twentsche Bank.