De panden 26 en 27 hebben dezelfde hoofdvorm, bestaande uit een hoger deel met kap en een lager deel met dakkapel waarin ook de voordeur met omranding is opgenomen.
Bij het links gelegen pand nummer 26 domineert de erker en een fries, die als het ware over de drie bovenste ramen is gedrapeerd. Bij nummer 27 speelt het kleine balkon dat gekoppeld is aan twee horizontale banden een rol. Bovendien heeft pand nummer 26 raam- en deur-omlijstingen met driehoekige frontons, terwijl bij pand nummer 27 rechthoekige banden en vierkante omlijstingen het beeld bepalen. De architectuur van de gevel op de hoek heeft ingetogenheid en harmonie. Dit woonhuis laat uitbundigheid en tegenstellingen zien. Een en ander wordt versterkt door het grijze schilderwerk links en het roomkleurige schilderwerk rechts.
Het fries heeft een sterke horizontale belijning die de twee moderne kapitelen met elkaar verbindt. De bovenste verdieping telt vijf bakstenen dwergzuiltjes respectievelijk pilasters die vier hoge ramen flankeren.
Het horizontale karakter van de banden en de balken in de voorgevel worden extra versterkt door de vier gevelplaten in de derde verdieping,de extensief gedetailleerde raamdorpels en de afwerking van de drie kelder koekoeken.
Door deze aanpak is de voorgevel veel meer ‘gestreept’ en contrastrijker geworden dan de voorgevels van beide buren.
Het gebouw is van monumentale waarde vanwege de architectonische opzet en detaillering, die redelijk goed bewaard is gebleven.