De mijnwerkers moesten op loopafstand van hun werk wonen. Maar niet in de bestaande bebouwde kom, onder andere vanwege de hogere grondprijzen daar. Deze omstandigheden bepaalden de ligging van deze wijk, gelegen tussen de weg van Heerlen naar Schaesberg en de spoorlijn, dicht bij de Oranje-Nassaumijn I.
Deze woningen, gelegen te midden van de afzonderlijke omgrensde erven, zijn een deel van de in 1905-1906 gebouwde mijnwerkerskolonie “Leenhof I”. Deze vormt door aanleg, architectuur, gelijke kleur- en materiaalgebruik een eenheid. Opdrachtgever was de Oranje-Nassau Mijnen.
Rond 1900 zijn er twee belangrijke stedenbouwkundige patronen die de nieuwe arbeidersdorpen kenmerkten. Het eerste is gebaseerd op een rationele dambordachtige aanpak met rechte wegen, ruime opzet en terug te voeren naar de plattegrond van een Romeins kampement. Het tweede wordt beïnvloed door een romantisch wegenverloop met knusse hoekoplossingen en bochtige straatjes kenmerkend voor de middeleeuwse stad.
Dit complex bestaat uit een rechthoekig, gepleisterd blok van vier rug-aan-rug-woningen met een verdieping onder het met rode pannen bedekte zadeldak. De lange gevels hebben een risalerende middenpartij met lage verdieping onder een flauw hellend dak.
Vermeldingswaardig is nog dat de hier genoemde panden deel uitmaken van het rijksbeschermde stadsgezicht Leenhof.