Het patronaatsgebouw lag onder de rook van de ‘Lange Jan’ en is ontworpen als gemeenschapshuis voor de bewoners van de in de nabijheid gelegen mijnwerkerskolonieën: Grasbroek, Musschemig en Schandelen. Opdrachtgever was het rectoraat van de Franciscanen met als geldschieter Oranje-Nassau Mijnen. Toon Hermans heeft er op jeugdige leeftijd opgetreden.
Het oorspronkelijke ontwerp is een van de meest bekende voorbeelden van Amsterdamse School architectuur in Parkstad Limburg. Een stijl die door het expressionistische werk van de architecten Michel de Klerk (1894-1923), Piet Kramer (1881-1961) en Jo van der Mey (1878-1949) ook in Limburg steeds meer navolging kreeg.
Het patronaatsgebouw is vrijstaand op een rechthoekige plattegrond evenwijdig aan de Sittarderweg. Het pand telt twee bouwlagen onder een plat dak. Kenmerken zijn de gewelfde gevelvlakken, toepassing van lijvige houten kozijnen met horizontale roedeverdeling, dakpannen en sculpturale krulvormige hardstenen ornamenten.
In de tweede bouwlaag is een horizontale reeks van zes vensters aangebracht, gescheiden door een kunststenen pilaster met een uitbundige indeling. Aan de bovenzijde van deze vensterreeks zitten zes kleine metalen roostertjes.
Wielders (1883-1949) ontwierp een symmetrische voorgevel, die echter nooit helemaal is gerealiseerd. Aan de rechterzijde van de ingangspartij, was eenzelfde volume gepland als aan de linkerzijde tot stand is gekomen.
In 2007 werd door Qbbf Architecten B.V. uit Den Bosch een nieuw stuk aangebouwd met een fel omstreden knipoog naar het authentieke ontwerp.