Deze ingenieuze hoekoplossing koppelt vier zogenaamde middenstandswoningen aan elkaar. De woningen zijn gebouwd op een rechthoekige plattegrond en traditioneel ingedeeld met twee beuken. Een smalle beuk bevat de portiek, de hal met trap en daarachter de keuken. De brede beuk bestaat uit een kamer en suite: voor de salon en achter de woonkamer. In de as van de hele compositie liggen bergingen en een garage met daarboven een plat dak met hoekige terrassen. De ligging op het zuiden compenseert de schaduwzijde in de oksel van de hoek.
Het rieten dak zoekt aansluiting bij de oorspronkelijke landschappelijke context, waarin water van de beek werd doorgesluisd naar de thermen.
Twee blokken hebben als hoofdvorm een tentdak met een mansardeomtrek die herhaald wordt in de kopgevels van de twee brede beuken en bekroond wordt met een centrale schoorsteen op het hoogste punt.
Twee smalle beuken hebben minder hoge zadeldaken die trapsgewijs afdalen tot het niveau van de dakterrassen.
De gevels zijn uitgevoerd in donkere bruinrode baksteen in halfsteens verband. In de top van de gevels is een versiering van metselwerk aangebracht. De portieken van de middelste woningen zijn open gewerkt door kolommen met een Art Nouveau achtig kapiteel. De drievlaks borstweringen boven de erkers hebben gepotdekselde planken de in het oorspronkelijke ontwerp mooi corresponderen met de borstwering van de terrassen in de hoek.
Op nummer 1 woonde de bekende Limburgse dichter Leo Herberghs (1924-2019). Op een van de muren op het terras staat het gevelgedicht “uit elk hoekje kunnen we omhoog springen naar de hemel”.