Het meest opvallende aan deze ingenieurswoning is de grote serre die pardoes tegen de voorgevel lijkt te zijn gebouwd. Deze kubische aanbouw heeft vijftien symmetrisch geplaatste hoge ramen en vier smalle als lisenen ingevoegde hoekramen. Het geheel is afgedekt met een plat dak en omlijst met een fors boeiboord. Het huis is witgepleisterd en staat op een licht bruin bakstenen plint dat tot de raamdorpels van de begane grond is opgetrokken en met de helling mee naar beneden aan hoogte wint.
Deze woning heeft een opvallende kap met een steile hellingshoek, waardoor het pand zich manifesteert als een wachter aan de voet van de karakteristieke Molenberg. De nokrichting volgt de aanzet tot de laatste bocht in de slingerende Molenberglaan.
De dakvlakken van het zadeldak zijn gedekt met rode Tuiles du Nordpannen. Aan de bergkant is een kopgevel met een begane grondlaag en drie verdiepingen in de kap. Hier vinden de bezoekers de entree met de hoofdingang. Aan de dalkant is de andere kopgevel met een extra verdieping waardoor vijf lagen zichtbaar zijn. Aan deze kant bevindt zich in de gevel op kelderniveau een met een segmentboog gesloten doorgang naar de garage.
De gevels hebben consequente symmetrische indelingen met een duidelijke centrale as die de posities van alle gevelelementen voor een deel bepalen.
De tuingevel is evenals de voorgevel voor de helft tot boven de gootlijn door gezet en heeft vier zorgvuldig ingepaste gevelopeningen, congruente driedelingen, horizontaal strokende bovenlichten en afgestemde verticale stijlen. De groepering met vier pilasters en vier half kapitelen aan de voorzijde is gedeeltelijk aan het zicht onttrokken.