Deze rij panden bestaat uit vier bakstenen woonhuizen. Op het eerste gezicht lijken het drie naast elkaar gelegen rijtjeshuizen. Nader beschouwd is het derde huis een duplexwoning met twee voordeuren; één voor boven en één voor beneden. Na de oorlog werd dit type vaker gebouwd om twee (tijdelijke) kleine woningen later te kunnen veranderen in een grote woning.
Krachtige horizontale lijnen zijn zichtbaar in de dakkapellen, de dakgoot en de luifels. De woningen links hebben boven de entree twee langwerpige ramen, gescheiden door een dun bakstenen kolommetje. Bij de dubbele woning rechts zijn de twee langwerpige ramen boven de entree gekoppeld binnen een groot vierkant kozijn met twee raam-vleugels. De voordeuren liggen in een portiekje met een luifel daarboven en een glas-in-lood bovenlicht.
De eerste woning en de laatste woning hebben op de verdieping een loggia.
Een interessant detail is het gebakken ornament van rode klei in de vorm van een fruitmandje. Het fruitmandje was in de schilderkunst lange tijd een (onbeweeglijk) object voor een stilleven. Vaak getuigde zo’n ornament van overvloed. Met een stilleven toonden de kunstenaars hun virtuositeit aan. Het kleine proefstukje deed tevens veronderstellen dat zij tot meer in staat waren. Soms lijkt het een eigendomsmerkje van de architect.
Aan de Saroleastraat heeft architect Theo van Kan verschillende fruitmandjes op gevels achtergelaten. Het metselwerk van deze panden bestaat uit rode baksteen in staand verband met verdiepte lintvoegen. De huizen hebben een kamer en suite en een serre, gescheiden door 2 x 2 schuifdeuren en grote trappenhuizen met lambriseringen.