Het werk van architect Henri Dassen wordt gekenmerkt door een traditionalistische bouwstijl. Dit hoekpand sluit daarbij aan door conventioneel materiaalgebruik met ambachtelijk metselwerk in aardse kleuren, schuine daken, stevige houten kozijnen en ramen en deuren met roedekruisingen. De gevels zijn uitgevoerd in roodbruine baksteen in Vlaams verband (metselverband waarbij de korte kant en de lange kant van een baksteen, ook koppen en strekken genoemd, elkaar afwisselen).
De details boven de gevelopeningen zijn expressionistisch van karakter. Eerst aan de bovenkant een uitgemetselde strek waardoor ramen worden beklemtoond met als het ware een strakke rechte wenkbrauw. Dan daaronder rollagen van anderhalve steen hoog met aan de onderzijde een tandmotief. Het pand heeft in de top, op de borstweringen en als waterspuwers keramische versieringen die in het metselwerk zijn opgenomen.
In tegenstelling tot het pand ernaast is hier geen verbrokkeling door de contrasterende wit geschilderde sluit- en aanzetstenen. Er is er aandacht voor het gevelvlak zelf. De gevelarchitectuur maakt daardoor als geheel een rationelere Berlagiaanse indruk. Dassen maakt van de vensters geen band-vormige horizontale compositie maar kiest voor een verticale compositie met krachtige vensterassen. Hij heeft een voorliefde voor de toepassing van driedelingen. Kruiskozijnen hebben vaak ongedeelde onderramen en zes- of negen-ruits bovenramen. De gevels worden beëindigd in een rechte houten bakgoot die aan de onderzijde van ondiepe cassettes is voorzien.
Het schilddak is gedekt met rode Tuiles du Nordpannen. Kenmerkend voor deze goed herkenbare dakpan zijn de keramische halve maantjes die op elke pan zijn vastgebakken om de ligging van de volgende pan te fixeren.