De woningen hebben een souterrain met twee vensters waarboven twee bouwlagen en een kap. Het perceel grenst aan de achterzijde aan het tracé van de Romeinse Via Belgica dat westwaarts, geleidelijk het verloop van de Valkenburgerweg gaat volgen.
Op deze plaats kon tussen de achterkant van het trottoir en de rooilijn nog een voortuintje worden aangelegd. De voorgevel heeft crème witte kalkzandsteen met speklagen en ontlastingsbogen in rode baksteen. Gele, rode en grijsblauwe koppen van baksteen zijn volgens een overhoeks patroon in de boogvelden verwerkt. Dezelfde steen is ook in de fries toegepast. De balkonhekken en de liggers zijn ‘a jour’ uitgevoerd in kunststeen. De sluitstenen in de ontlastingsbogen zijn gemaakt van mergel. De bekleding van de basis van het onderste balkon en de plint zijn gepleisterd.
De uitbundigheid en het ongewone materiaalgebruik geeft deze bebouwing een Art Nouveau-achtige uitstraling. De aan de voorzijde gebouwde stellages met hoekkolommen, pilasters en bordessen geven het straatbeeld ter plaatse een volstrekt afwijkend aanzicht. De betonnen trap naar de entree dekt een deel van de gevel op dit niveau af.
Op beide verdiepingen bevindt zich rechts een grote vensteropening met een pui die middels stijlen en een kalf in drie onder- en bovenramen is verdeeld.
De buitenste ramen bezitten boven de onderdorpel een verdeling met drie kleine ruitjes. Het gevelvlak wordt beëindigd door een uitkragende houten bakgoot. In de belangrijkste vensteras zit een dakkapel in de vorm van een gelijkzijdige driehoek.